Rijkscommissaris

 

Aanstaande zaterdag is het 76 jaar geleden dat Apeldoorn werd bevrijd van de Duitse overheersing. Het is tegelijkertijd pas twee jaar geleden dat ik, als import-Apeldoorner zijnde, ontdekte dat Seyss-Inquart dichtbij zijn hoofdkwartier hield*. Om de hoek aan de Loolaan! De bunker die hij liet bouwen, is er nog zichtbaar!

Sindsdien spookt het met regelmaat door mijn gedachten. De lijfelijke nabijheid van de nazibaas… Dat moet een impact op de Apeldoorners hebben gehad die niet zomaar na te voelen is, al heb je nog zo’n grote fantasie.

In Noord waar ik woon, kon je Seyss-Inquart letterlijk tegen het manke lijf lopen – dat is sommigen vast weleens overkomen. Maakte hij soms ommetjes in de buurt en zo ja, hoe reageerden mensen daarop? Zou je onderduikers durven plaatsen onder de neus – letterlijk – van de Rijkscommissaris?

Ik besloot het mijn buren te vragen. Zij zijn rond de zeventig jaar, zij zijn Apeldoorners en ze weten het misschien. We spreken elkaar bijna dagelijks, kort, even op de stoep. Afgelopen week zwaaide hij met een bloemetje, omdat zijn vrouw en hij meer dan veertig jaar getrouwd waren.

Maar nu ik deze vraag wilde stellen, bleef de stoep natuurlijk leeg. Sowieso was het waterkoud, we bleven allemaal liever binnen. Maar ik weet dat mijn buren trouwe lezers van deze column zijn, dus binnenkort krijg ik ongetwijfeld antwoord. Wat deed het met de mens om de nazibaas om de hóék te hebben?

Misschien weet u het, lezer? Hoe zag het dagelijkse leven eruit in een straal van pakweg twee kilometer rond de nazibaas… Er zijn vast mensen die het weten.

 

* Apeldoorns Stadsblad #7, 2019

 

 

Bunker

Mijn zoon moest onder schooltijd een fietstocht doen, maar ineens stond hij voor de deur met zijn klasgenootjes. ‘Heb je koekjes?’ Het bleek om een speurtocht te gaan die vlak langs ons ging. Ik herkende de tieners en ik gaf ze gauw speculaasjes. Ondertussen las ik de aanwijzingen.

Het duurde even voordat ik kon ontcijferen waar ze vandaan kwamen (de synagoge) en waar ze naartoe moesten (het Verzetstrijderspark) aangezien het ging om links-rechts-aanwijzingen. ‘Jullie hebben de route langs de Loolaan afgesneden,’ ontcijferde ik.

We dachten dat het zou gaan om een bezoek aan het beeld van de Man met de Twee Hoeden, maar er stond tussen haakjes: bunker. ‘Is daar een bunker?’ Die hadden we nooit gezien.

De tieners zouden erheen fietsen. Zelf liep ik naar mijn computer en surfde naar Google. Ik las dat er inderdaad een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is overgebleven aan de Loolaan. Gebouwd door nazibaas Seyss-Inquart.

Toen ik die naam las, was ik ineens weer zelf een veertienjarige scholiere die hem in haar hoofd probeerde te stampen. Ik zag de kolommen van mijn boek voor me en zelfs mijn vroegere geschiedenisleraar. Voor het eerst ging het niet om de verzetsgeschiedenis, nee, dit was een hooggeplaatste oorlogsmisdadiger. In Apeldoorn!

Met ontzetting surfde ik langs de online-geschiedenislessen. Hoe de Rijkscommissaris van Nederland, Seyss-Inquart, aan de Loolaan een commandobunker liet bouwen en een witte villa als kantoor gebruikte. De huidige makelaardij, vlak achter de bushalte…

Op de Open Monumentendag kun je de bunker betreden en dat willen we zeker doen. Wat goed, dacht ik, dat de Apeldoornse jeugd zoveel leert over de ‘eigen’ geschiedenis van de stad. Dat is voor een import-Apeldoorner ook interessant, met zo’n frisse speurtocht en speculaasjes erbij.

Quote: Met ontzetting surfde ik verder.

Rijkscommissaris #2

 

Apeldoorners staan erom bekend dat ze weinig fanatiek reageren op een oproep. Maar als er iets te delen is, dan doen wij dat gelukkig echt wel.

Vorige week vroeg ik of iemand zich kan herinneren hoe het leven was met de Rijkscommissaris om de hoek. Nazibaas Seyss-Inquart werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gestationeerd in Apeldoorn. Hij bouwde voor zichzelf een bunker aan de Loolaan, die inmiddels begroeid is, maar nog altijd herkenbaar.

Apeldoorner Otto Jansonius is inmiddels 85 jaar oud. Hij was 4 jaar toen de oorlog uitbrak, en 9 jaar toen die werd beëindigd. Hij woonde er vlak naast, aan de Langeweg.

De eerste twee huizen achter het hoofdkwartier waren opgeëist voor (Oostenrijkse) soldaten. Daarnaast, op nummer zes, woonde het gezin Jansonius met drie jonge kinderen.

Vader werkte bij Textiel Industrie Maatschappij Apeldoorn (TIMA). Moeder was huisvrouw en verdiende een centje bij met haar kapsalon aan huis.

Toen de oorlog begon, was meneer Jansonius een kleutertje. Hij zat naast het huis te spelen in het grind toen de dienstbode hem naar binnen trok met de woorden: ‘Het is oorlog’.

Wat er nu, 76 jaar later, is overgebleven, zijn de herinneringen van een toenmalig kind. ‘We fietsten bijvoorbeeld naar de Ortskommandantur aan de Regentesselaan, om een ausweis te vragen voor onze fiets,’ vertelt hij. ‘Dat was jongensspel, we werden natuurlijk weggestuurd.’

‘Er is een tweede bunker,’ herinnert meneer Jansonius zich. ‘De meeste mensen weten het niet, maar die werd achter ons huis gebouwd, achter de nummers vier en zes.’ Vanaf het achterbalkon konden de kinderen Jansonius de bouw volgen.

‘Wij noemden dat het plat,’ zegt hij. Vanaf dit plat, het platje, heeft hij vrij letterlijk de bevrijding van Apeldoorn zien gebeuren. Wat hij zag, zal ik volgende week schrijven.

Rijkscommissaris #3 – slot

 

Meneer Jansonius (85 jaar) was een kind in de oorlog. Hij woonde in een huis vlak naast het kantoor van nazibaas Seyss-Inquart. (Vervolg van vorige week.) Hij ging niet naar school – net als de kinderen nu.

‘Zo erg is dat niet,’ zegt hij erover, ‘we zijn toch goed terecht gekomen.’ Slechts af en toe gingen ze met een klein groepje vrienden naar een van de ouders om les te krijgen.

Met elkaar liepen ze graag naar ‘het achterpark’ van Paleis Het Loo, waar nu de tweede parkeerplaats is. In de heuvels oefenden Duitse soldaten met schieten.

Daar gebruikten ze houten kogels voor: de punt met kruit was vervangen door een rozerode, houten kogelpunt. Na afloop van de oefening verzamelden de jongens de oefenkogels die nog intact waren.

Maar toen meneer Jansonius ermee thuiskwam, werd zijn vader boos. De kogels werden haastig naar de buren, Oostenrijkse soldaten, gebracht, zodat ze niet van diefstal konden worden beschuldigd.

Op 13, 14, 15 en 16 april 1945 verbleef het gezin Jansonius in de kelder. Vier dagen en nachten. Geallieerden waren al die tijd bezig om het Duitse munitiedepot bij Hoog Soeren op te blazen. De ontploffingen gingen nachtenlang door.

‘Wij schreeuwden moord en brand, we huilden,’ vertelt meneer Jansonius nu. ‘We hadden pannen op ons hoofd die als helm moesten dienen. We lagen op matrassen met dekens, op de vloer.’

Tot het ineens stil was.

Meneer Jansonius: ‘We gingen naar buiten, naar het platje, om te kijken.’ Daar zagen ze een Canadese soldaat die zijn pistool richtte op de tweede bunker, die achter de Langeweg was gebouwd. ‘Hij loste één schot.’

Daarna kwamen er tien tot twaalf Duitse soldaten uit tevoorschijn. Met hun handen in de lucht. Dat was het einde. Apeldoorn was bevrijd.

 

Quote: Apeldoorn was bevrijd

Deze extra’s horen bij het boek Plaza Patatta: De bevrijding van Biesland. Wil je het lezen? Bestel het boek hier.